Duits | Nederlands |
---|---|
der Geiz [des Geizes; die Geize] Substantiv | |
der Geizhals [des Geizhalses; die Geizhälse] Substantiv | vrekm |
geizig [geiziger; am geizigsten] (Verwandte Form: knausrig) Adjektiv | gierigbijvoeglijk naamwoord hebzuchtigbijvoeglijk naamwoord inhaligbijvoeglijk naamwoord pinnigbijvoeglijk naamwoord schraperigbijvoeglijk naamwoord vrekkigbijvoeglijk naamwoord |
ehrgeizig [ehrgeiziger; am ehrgeizigsten] Adjektiv | ambitieusbijvoeglijk naamwoord eerzuchtigbijvoeglijk naamwoord |
der Ehrgeiz [des Ehrgeizes; —] Substantiv |