Duits-Nederlands woordenboek »

eisen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
preisen [pries; hat gepriesen] Verb

lovenv

prijzenv

roemenv

verheerlijkenv

reisen [reiste; ist gereist] Verb

reizenv

das Reisen [des Reisens; —] Substantiv

gereiso

reizeno

die Reise [der Reise; die Reisen] Substantiv

reissubstantief

tochtsubstantief

toersubstantief

tripsubstantief

die Speise [der Speise; die Speisen] Substantiv

etensubstantief

etenswaarsubstantief

gerechtsubstantief

spijssubstantief

die Speisekarte [der Speisekarte; die Speisekarten] (Verwandte Form: Speisenkarte) (Kurzform: Karte) Substantiv

menusubstantief

spijskaartsubstantief

das Stemmeisen [des Stemmeisens; die Stemmeisen] Substantiv

beitelo

überweisen [überwies; hat überwiesen] Verb

betekenenwerkwoord

dagenwerkwoord

dagvaardenwerkwoord

toewijzenwerkwoord

voorhetgerechtdagenwerkwoord

unterweisen [unterwies; hat unterwiesen] Verb

bijbrengenv

instruerenv

lerenv

scholenv

weisen [wies; hat gewiesen] Verb

aanduidenv

aangevenv

aanwijzenv

latenzienv

tentoonspreidenv

tonenv

uitduidenv

uitwijzenv

vertonenv

wijzenv

die Weise [der Weise; die Weisen] Substantiv

deunsubstantief

deuntjesubstantief

maniersubstantief

1234

Zoek geschiedenis