Duits-Nederlands woordenboek »

eid betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
beide Zahlwort

allebeitelwoord

alletweedetelwoord

beidetelwoord

beiderseitig Adjektiv

aanweerskantenbijvoeglijk naamwoord

aanweerszijdenbijvoeglijk naamwoord

bijderzijdsbijvoeglijk naamwoord

onderlingbijvoeglijk naamwoord

wederkerigbijvoeglijk naamwoord

wederzijdsbijvoeglijk naamwoord

beiderseits Adverb

aanweerskantenbijwoord

aanweerszijdenbijwoord

bijderzijdsbijwoord

das Beileid [des Beileids, des Beileides; —] Substantiv

condoleantieo

rouwbeklago

Beileid bezeigen

condolerenwerkwoord

das Beinkleid [des Beinkleides, des Beinkleids; die Beinkleider] Substantiv

broek [broeken]o
scherzhaft, veraltet

langebroeko
scherzhaft, veraltet

pantalono
scherzhaft, veraltet

bekleiden [bekleidete; hat bekleidet] Verb

aankledenv

bekledenv

beslaanv

bezettenv

bezighoudenv

inbeslagnemenv

kledenv

omkledenv

staanv

die Bekleidung [der Bekleidung; die Bekleidungen] Substantiv

gewaadsubstantief

kledingstuksubstantief

beleidigen [beleidigte; hat beleidigt] Verb

affronterenv

beledigenv

grievenv

krenkenv

verongelijkenv

die Beleidigung [der Beleidigung; die Beleidigungen] Substantiv

affrontsubstantief

beledigingsubstantief

krenkingsubstantief

bemitleiden [bemitleidete; hat bemitleidet] Verb

beklagenv

medelijdenhebbenv

medelijdenhebbenmetv

123