Duits-Nederlands woordenboek »

ehre betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
kehren [kehrte; hat/ist gekehrt] Verb

aanvegenv

bezemenv

draaienv

kerenv

omdraaienv

opvegenv

ronddraaienv

schoonvegenv

vegenv

wendenv

wentelenv

zwenkenv

die Lautlehre [der Lautlehre; die Lautlehren] Substantiv

fonetieksubstantief

klankleersubstantief

Lebenslehre

biologiev

die Lehre [der Lehre; die Lehren] Substantiv

doctrinesubstantief

geloofsleersubstantief

leersubstantief

lehren [lehrte; hat gelehrt] Verb

bijbrengenv

instruerenv

lerenv

scholenv

der Lehrer [des Lehrers; die Lehrer] Substantiv

instructeurm

leraarm

onderwijzerm

schoolmeesterm

die Lehrerin [der Lehrerin; die Lehrerinnen] Substantiv

leraressubstantief

onderwijzeressubstantief

schooljuffrouwsubstantief

das Schießgewehr [des Schießgewehres, des Schießgewehrs; die Schießgewehre] Substantiv

geweer [geweren]o

roero

schietwapeno

vuurwapeno

die Sittenlehre [der Sittenlehre; die Sittenlehren] Substantiv

ethieksubstantief

ethologiesubstantief

zedenkundesubstantief

zedenleersubstantief

die Sprachlehre [der Sprachlehre; die Sprachlehren] Substantiv

grammaticasubstantief

spraakkunstsubstantief

spraakleersubstantief

123