dichter betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
der Dichter [des Dichters; die Dichter] Substantiv	dichterm
dicht [dichter; am dichtesten] Adjektiv	dichtbijvoeglijk naamwoord dikbijvoeglijk naamwoord gebondenbijvoeglijk naamwoord
der Mai [des Mai(e)s/Mai/(dichterisch auch noch:) Maien; die Maie (Plural selten] Substantiv	bloeimaandm meim
der März [des März(es)/(dichterisch auch noch:) Märzen; (Plural selten:) die Märze] Substantiv	lentemaandm maart [maarten]m
luftdicht [luftdichter; am luftdichtesten] Adjektiv	hermetischbijvoeglijk naamwoord luchtdichtbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis