as betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
brassen [brasste; hat gebrasst]	brassenwerkwoord
der Briefkasten [des Briefkastens; die Briefkästen/Briefkasten] Substantiv	brievenbusm busm
das Glas [des Glases; die Gläser] (Kurzform für: Brillenglas) Substantiv	drinkglaso glaso
der Buddha [des Buddhas; die Buddhas] Substantiv	Boeddhasubstantief
der Cäsar [des Cäsaren; die Cäsaren] Substantiv	Caesaro
das Cäsium [des Cäsiums; —] Substantiv	cesiumo
das China [China\|Chinas; —] Substantiv	Chinao
der Damast [des Damasts, des Damastes; die Damaste] Substantiv	damastm
das Adjektiv	'tbijvoeglijk naamwoord datbijvoeglijk naamwoord datdaargindsbijvoeglijk naamwoord datgenebijvoeglijk naamwoord debijvoeglijk naamwoord hetbijvoeglijk naamwoord zulksbijvoeglijk naamwoord
das deine	dejouwe hetjouwe
das Ganze	al alles degehelehoeveelheid dehelehoeveelheid
das heißt	datwilzeggen
das ist	datwilzeggen
das meine	demijne hetmijne
das seine	dezijne hetzijne
das unsere	deonze hetonze
das Dasein [des Daseins; —] Substantiv	bestaano zijno
dasselbe Adjektiv	dezelfdebijvoeglijk naamwoord hetzelfdebijvoeglijk naamwoord
das Delta [des Delta, des Deltas; die Deltas, die Delten] Substantiv	deltao
das Dilemma [des Dilemmas; die Dilemmas/Dilemmata] Substantiv	dilemmao
das Dogma [des Dogmas; die Dogmen\|Dogmata] Substantiv	dogmao leerstellingo leerstuko

Zoek geschiedenis