Duits-Nederlands woordenboek »

art betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
die Kartusche [der Kartusche; die Kartuschen] Substantiv

cartouchesubstantief

Kinderwärterin

kinderjuffrouwv

kindermeisjeo

verzorgsterv

die Marter [der Marter; die Martern] Substantiv

kwellingsubstantief

martelingsubstantief

penitentiesubstantief

temptatiesubstantief

der Märtyrer [des Märtyrers; die Märtyrer] Substantiv

bloedgetuigem

martelaarm

das Märtyrertum [des Märtyrertums; —] Substantiv

martelaarschapo

die Mundart [der Mundart; die Mundarten] Substantiv

dialectsubstantief

idioomsubstantief

taaleigensubstantief

tongvalsubstantief

der Löwe [des Löwen; die Löwen] (veraltet/poetisch/mundartlich: Leu) Substantiv

leeuwm

ostwärts

naarhetoosten

oostwaartsbijwoord

Paradiesgarten

lusthofm

die Partei [der Partei; die Parteien] Substantiv

partijsubstantief

stemsubstantief

das Parterre [des Parterres; die Parterres] Substantiv

parterreo

Particip

deelwoordo

Participium

deelwoordo

die Partie [der Partie; die Partien] Substantiv

deelsubstantief

gedeeltesubstantief

onderdeelsubstantief

stuksubstantief

die Partikel [der Partikel, der Partikels; die Partikeln, die Partikel] Substantiv

partikelsubstantief

die Partitur [der Partitur; die Partituren] Substantiv

partituursubstantief

die Postkarte [der Postkarte; die Postkarten] Substantiv

briefkaartsubstantief

die Quart Substantiv

kwartsubstantief

die Quarte [der Quarte; die Quarten] Substantiv

kwartsubstantief

das Quartett [des Quartetts, des Quartettes; die Quartette] Substantiv

kwarteto

das Quartier [des Quartiers; die Quartiere] Substantiv

buurto

stadswijko

wijko

die Redensart [der Redensart; die Redensarten] Substantiv

frasesubstantief

volzinsubstantief

zinsubstantief

5678

Zoek geschiedenis