Duits-Nederlands woordenboek »

arbeiten betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
arbeiten [arbeitete; hat gearbeitet an +Dativ] Verb

arbeidenv

werkenv

die Arbeit [der Arbeit; die Arbeiten] Substantiv

arbeidsubstantief

emplooisubstantief

karweisubstantief

klussubstantief

opgavesubstantief

taaksubstantief

werksubstantief

ausarbeiten [arbeitete aus; hat ausgearbeitet] Verb

afwerkenv

uitwerkenv

bearbeiten [bearbeitete; hat bearbeitet] Verb

bewerkenv

verwerkenv

in Stuck arbeiten

bepleisterenwerkwoord

pleisterenwerkwoord

stukadorenwerkwoord

Schularbeiten

huiswerko