dicţionar German-Olandez »
rad înseamnă în Olandeză
| Germană | Olandeză |
|---|---|
| das Fahrrad [des Fahrrades, des Fahrrads; die Fahrräder] Substantiv | |
| gerad | livebijvoeglijk naamwoord |
| gerade Adverb | directbijwoord juistbijwoord netbijwoord OKbijwoord okaybijwoord okébijwoord okeebijwoord overeindbijwoord palbijwoord pasbijwoord preciesbijwoord rechtopbijwoord straksbijwoord zoëvenbijwoord zojuistbijwoord |
| geradeaus Phrase | directbijwoord overeindbijwoord rechtopbijwoord |
| geradeswegs Adverb | directbijwoord overeindbijwoord rechtopbijwoord rechtstreeksbijwoord |
| geradezu Adverb | directbijwoord overeindbijwoord rechtopbijwoord |
| der Grad [des Grads des Grades; die Grade] Substantiv | graad [graden]m matem rangm trapm |
| gradlinig Adjektiv | directbijvoeglijk naamwoord livebijvoeglijk naamwoord rechtbijvoeglijk naamwoord rechtstreeksbijvoeglijk naamwoord |
