dicţionar German-Olandez »

he înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
heda

zeg

die Hede [der Hede; die Heden] Substantiv

pluissubstantief

werksubstantief

das Heer [des Heeres, des Heers; die Heere] Substantiv

heero

heerschaaro

legero

legermachto

strijdkrachteno

troepenmachto

weermachto

die Hefe [der Hefe, der Hefes; die Hefen, die Hefe] Substantiv

bezinkselsubstantief

drabsubstantief

droesemsubstantief

gespuissubstantief

moer [moeren]substantief

das Heft [des Hefts, des Heftes; die Hefte] Substantiv

afleveringo

gevesto

halso

handvat [handvaten]o

hefto

katerno

knopo

schrifto

steelo

heften [heftete; hat geheftet] Verb

aaneennaaienv

aannaaienv

aanzettenv

innaaienv

naaienv

vastnaaienv

heftig [heftiger; am heftigsten] Adjektiv

acuutbijvoeglijk naamwoord

drukbijvoeglijk naamwoord

gejaagdbijvoeglijk naamwoord

geweldigbijvoeglijk naamwoord

heftigbijvoeglijk naamwoord

helderbijvoeglijk naamwoord

hevigbijvoeglijk naamwoord

onrustigbijvoeglijk naamwoord

rusteloosbijvoeglijk naamwoord

scherpbijvoeglijk naamwoord

123