Germană | Olandeză |
---|---|
hochfahrend Adjektiv | arrogantbijvoeglijk naamwoord fierbijvoeglijk naamwoord hautainbijvoeglijk naamwoord laatdunkendbijvoeglijk naamwoord pratbijvoeglijk naamwoord trotsbijvoeglijk naamwoord verwaandbijvoeglijk naamwoord verwatenbijvoeglijk naamwoord |
überfahren [überfuhr; hat/ist überfahren] Verb | |
verfahren [verfuhr; ist verfahren] Verb | doenv |
das Verfahren [des Verfahrens; die Verfahren] Substantiv | |
der Vorfahr [des Vorfahren; die Vorfahren] Substantiv | |
willfahren [willfahrte; hat willfahren] Verb | degoedheidhebbenwerkwoord terwillezijnwerkwoord zogoedwillenzijnwerkwoord |