Deutsch | Holländisch |
---|---|
die Auszeichnung [der Auszeichnung; die Auszeichnungen] Substantiv | onderscheidingsubstantief ridderordesubstantief versieringsubstantief |
die Bedienung [der Bedienung; die Bedienungen] Substantiv | |
die Begegnung [der Begegnung; die Begegnungen] Substantiv | ontmoetingsubstantief |
die Belohnung [der Belohnung; die Belohnungen] Substantiv | beloningsubstantief loonsubstantief vergeldingsubstantief |
die Betonung [der Betonung; die Betonungen] Substantiv | accentsubstantief klemtoonsubstantief nadruksubstantief |
die Bezeichnung [der Bezeichnung; die Bezeichnungen] Substantiv | betekenissubstantief porteesubstantief zinsubstantief |
die Buchstabenrechnung Substantiv | algebrasubstantief stelkundesubstantief |
denunzieren [denunzierte; hat denunziert] Verb | |
einundzwanzig | |
die Einzäunung [der Einzäunung; die Einzäunungen] Substantiv | haagsubstantief paalwerksubstantief palissadesubstantief schuttingsubstantief staketselsubstantief |
die Entfernung [der Entfernung; die Entfernungen] Substantiv | afstandsubstantief distantiesubstantief eindsubstantief |
die Erkennung [der Erkennung; —] Substantiv | erkenningsubstantief herkenningsubstantief |
die Ermahnung [der Ermahnung; die Ermahnungen] Substantiv | aanmaningsubstantief aansporingsubstantief vermaansubstantief vermaningsubstantief waarschuwingsubstantief |
die Eröffnung [der Eröffnung; die Eröffnungen] Substantiv | inauguratiesubstantief openingsubstantief |
die Erscheinung [der Erscheinung; die Erscheinungen] Substantiv | droombeeldsubstantief droomgezichtsubstantief |