Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

eid bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Kreide [der Kreide; die Kreiden] Substantiv

krijtsubstantief

leiden [litt; hat gelitten] Verb

doorstaanv

lijdenv

ondergaanv

uitstaanv

velenv

verdragenv

das Leiden [des Leidens; die Leiden] Substantiv

Leideno

lijdeno

die Leidenschaft [der Leidenschaft; die Leidenschaften] Substantiv

hartstochtsubstantief

lustsubstantief

passiesubstantief

roessubstantief

verslavingsubstantief

verwoedheidsubstantief

leider Adverb

helaasbijwoord

jammerbijwoord

jammergenoegbijwoord

totmijnspijtbijwoord

meiden [mied; hat gemieden] Verb

mijdenv

ontwijkenv

uitdeweggaanv

vermijdenv

mit Tuch bekleiden

draperenwerkwoord

das Mitleid [des Mitleids, des Mitleides; —] Substantiv

barmhartigheidm

genadem

Mitleid haben

beklagen

medelijdenhebben

medelijdenhebbenmet

die Scheide [der Scheide; die Scheiden] Substantiv

schedesubstantief

scheiden [schied; hat geschieden] Verb

afscheidenv

afzonderenv

scheidenv

schiftenv

das Scheidewasser [des Scheidewassers; die Scheidewasser, die Scheidewässer] Substantiv

etso

die Scheidung [der Scheidung; die Scheidungen] Substantiv

echtscheidingsubstantief

scheidingsubstantief

die Schneide [der Schneide; die Schneiden] Substantiv

scherpsubstantief

snedesubstantief

schneiden [schnitt; hat geschnitten] Verb

knippenv

3456