Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

eid bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
beneiden [beneidete; hat beneidet um +AKK] Verb

benijdenv

jaloerszijnopv

misgunnenv

der Bescheid [des Bescheides/Bescheids; die Bescheide] Substantiv

berichtm

informatiem

inlichtingm

terechtwijzingm

verwittigingm

bescheiden [beschied; hat beschieden] Verb

bescheidenv

discreetv

ingetogenv

teruggetrokkenv

zedigv

die Bescheidenheit [der Bescheidenheit; —] Substantiv

bescheidenheidsubstantief

discretiesubstantief

zedigheidsubstantief

beschneiden [beschnitt; hat beschnitten] Verb

besnijdenv

einkleiden [kleidete ein; hat eingekleidet] Verb

beleggenwerkwoord

inhuldigenwerkwoord

investerenwerkwoord

das Eingeweide [des Eingeweides; die Eingeweide] Substantiv

binnenwerksubstantief

ingewandsubstantief

ingewandensubstantief

entkleiden [entkleidete; hat entkleidet] Verb

ontkledenv

uitkledenv

entscheiden [entschied, hat entschieden] (über +AKK) Verb

beslissenv

besluitenv

uitmakenv

zichvoornemenv

erleiden [erlitt; hat erlitten] Verb

doorstaanv

lijdenv

ondergaanv

uitstaanv

velenv

verdragenv

der Freidenker [des Freidenkers; die Freidenker] Substantiv

vrijdenkerm

kleiden [kleidete; hat gekleidet] Verb

aankledenv

bekledenv

kledenv

omkledenv

1234