Tyska | Holländska |
---|---|
der Same [des Samens, des Samen; die Samen] Substantiv | zaadm |
der Samen [des Samens; die Samen] Substantiv | zaadm |
achtsam [achtsamer; am achtsamsten] Adjektiv | aandachtigbijvoeglijk naamwoord oplettendbijvoeglijk naamwoord |
arbeitsam [arbeitsamer; am arbeitsamsten] Adjektiv | arbeidzaambijvoeglijk naamwoord ijverigbijvoeglijk naamwoord nijverbijvoeglijk naamwoord vlijtigbijvoeglijk naamwoord werkzaambijvoeglijk naamwoord |
aufmerksam [aufmerksamer; am aufmerksamsten] Adjektiv | aandachtigbijvoeglijk naamwoord attentbijvoeglijk naamwoord oplettendbijvoeglijk naamwoord |
der Balsam [des Balsams; die Balsame] Substantiv | |
bedeutsam [bedeutsamer; am bedeutsamsten] Adjektiv | belangrijkbijvoeglijk naamwoord ergbijvoeglijk naamwoord ernstigbijvoeglijk naamwoord voornaambijvoeglijk naamwoord zwaarbijvoeglijk naamwoord zwaarwichtigbijvoeglijk naamwoord |
behutsam [behutsamer; am behutsamsten] Adjektiv | voorzichtigbijvoeglijk naamwoord |
beredsam [beredsamer; am beredsamsten] Adjektiv | spraakzaambijvoeglijk naamwoord welsprekendbijvoeglijk naamwoord |
einsam [einsamer; am einsamsten] Adjektiv | eenzaambijvoeglijk naamwoord |
empfindsam [empfindsamer; am empfindsamsten] Adjektiv | gevoeligbijvoeglijk naamwoord teergevoeligbijvoeglijk naamwoord |
enthaltsam [enthaltsamer; am enthaltsamsten] Adjektiv | matigbijvoeglijk naamwoord onthoudendbijvoeglijk naamwoord |
folgsam [folgsamer; am folgsamsten] Adjektiv | gedweebijvoeglijk naamwoord gehoorzaambijvoeglijk naamwoord gewilligbijvoeglijk naamwoord makbijvoeglijk naamwoord tambijvoeglijk naamwoord volgzaambijvoeglijk naamwoord |
fügsam [fügsamer; am fügsamsten] Adjektiv | gedweebijvoeglijk naamwoord gehoorzaambijvoeglijk naamwoord gewilligbijvoeglijk naamwoord makbijvoeglijk naamwoord tambijvoeglijk naamwoord volgzaambijvoeglijk naamwoord |