Tysk-Holländsk ordbok »

heiß betyder på holländska

TyskaHolländska
heiß [heißer; am heißesten] Adjektiv

gloeiendbijvoeglijk naamwoord

heetbijvoeglijk naamwoord

smoorheetbijvoeglijk naamwoord

snikheetbijvoeglijk naamwoord

heißen [hieß; hat geheißen] Verb

benoemenv

genoemdwordenv

hetenv

noemenv

uitmakenvoorv

das heißt

datwilzeggen

gutheißen [hieß gut; hat gutgeheißen] Verb

beamenwerkwoord

billijkenwerkwoord

goedkeurenwerkwoord

toestemmenwerkwoord

verheißen [verhieß; hat verheißen] Verb

belovenv

toezeggenv

uitlovenv

verzeggenv