Tyska | Holländska |
---|---|
flugs Adverb | aanstondsbijwoord dadelijkbijwoord gauwbijwoord hardbijwoord inallerijlbijwoord meteenbijwoord opstaandevoetbijwoord schielijkbijwoord snelbijwoord subietbijwoord vlugbijwoord zobijwoord |
der Flug [des Flugs, des Fluges; die Flüge] Substantiv | vliegtochtsubstantief vluchtsubstantief |
der Ausflug [des Ausfluges/Ausflugs; die Ausflüge] Substantiv | toerm tripm |
der Pflug [des Pfluges, des Pflugs; die Pflüge] Substantiv |