feier betyder på holländska

Tyska	Holländska
die Feier [der Feier; die Feiern] Substantiv	feestsubstantief festiviteitsubstantief fuifsubstantief partijsubstantief plechtigheidsubstantief
feierlich [feierlicher; am feierlichsten] Adjektiv	plechtigbijvoeglijk naamwoord plechtstatigbijvoeglijk naamwoord statigbijvoeglijk naamwoord
die Feierlichkeit [der Feierlichkeit; die Feierlichkeiten] Substantiv	ceremoniesubstantief plechtigheidsubstantief plichtplegingensubstantief
feiern [feierte; hat gefeiert] Verb	celebrerenv feestvierenv fuivenv vierenv
die Jubelfeier [der Jubelfeier; die Jubelfeiern] Substantiv	jubileumsubstantief

Sökhistorik