einst betyder på holländska
| Tyska | Holländska |
|---|---|
| fein [feiner; am feinsten] Adjektiv | kiesbijvoeglijk naamwoord kieskeurigbijvoeglijk naamwoord tactvolbijvoeglijk naamwoord tederbijvoeglijk naamwoord teerbijvoeglijk naamwoord |
| gemein [gemeiner; am gemeinsten] Adjektiv | algemeenbijvoeglijk naamwoord gemeenbijvoeglijk naamwoord gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord infaambijvoeglijk naamwoord laagbijvoeglijk naamwoord laaghartigbijvoeglijk naamwoord schunnigbijvoeglijk naamwoord vuigbijvoeglijk naamwoord |
| klein [kleiner; am kleinsten] Adjektiv | geringbijvoeglijk naamwoord karigbijvoeglijk naamwoord kleinbijvoeglijk naamwoord luttelbijvoeglijk naamwoord minbijvoeglijk naamwoord |
| rein [reiner; am reinsten] Adjektiv | helderbijvoeglijk naamwoord louterbijvoeglijk naamwoord maagdelijkbijvoeglijk naamwoord ongereptbijvoeglijk naamwoord properbijvoeglijk naamwoord puurbijvoeglijk naamwoord reinbijvoeglijk naamwoord schoonbijvoeglijk naamwoord zindelijkbijvoeglijk naamwoord zuiverbijvoeglijk naamwoord |
| kleinstoßen | |
| übereinstimmen [stimmte überein; hat übereingestimmt] Verb | |
| die Übereinstimmung [der Übereinstimmung; die Übereinstimmungen] Substantiv | akkoordsubstantief overeenkomstsubstantief overeenstemmingsubstantief |
