eber betyder på holländska

Tyska	Holländska
der Eber [des Ebers; die Eber] Substantiv	everm everzwijnm wildzwijnm
die Eberesche [der Eberesche; die Ebereschen] Substantiv	lijsterbessubstantief lijsterbessestruiksubstantief
Ebereschenbeere	lijsterbes
die Eberraute Substantiv	averuitsubstantief citroenkruidsubstantief
die Dieberei [der Dieberei; die Diebereien] Substantiv	buitsubstantief
das Fieber [des Fiebers; die Fieber] Substantiv	koortso
der Gesetzgeber [des Gesetzgebers; die Gesetzgeber] Substantiv	wetgever [wetgevers]m
der Heber [des Hebers; die Heber] Substantiv	dommekrachtm krikm vijzelm
die Leber [der Leber; die Lebern] Substantiv	leversubstantief
lieber Adverb	bijvoorkeurbijwoord eerbijwoord liefstbijwoord lieverbijwoord veeleerbijwoord
lieb [lieber; am liebsten] Adjektiv	dierbaarbijvoeglijk naamwoord liefbijvoeglijk naamwoord
der Treber [des Trebers; die Treber] Substantiv	bezinkselm drapm droesemm moerm spoelingm
der Urheber [des Urhebers; die Urheber] Substantiv	auteurm bedenkerm initiatiefnemerm schepperm schrijverm
die Weberei [der Weberei; die Webereien] Substantiv	weverijsubstantief
das Wechselfieber [des Wechselfiebers; —] Substantiv	anderdaagsekoortso
das Wundfieber [des Wundfiebers; —] Substantiv	wondkoortso

Sökhistorik