Tyska | Holländska |
---|---|
deuten [deutete; hat gedeutet] Verb | |
bedeutend [bedeutender; am bedeutendsten] Adjektiv | belangrijkbijvoeglijk naamwoord ergbijvoeglijk naamwoord ernstigbijvoeglijk naamwoord voornaambijvoeglijk naamwoord zwaarbijvoeglijk naamwoord zwaarwichtigbijvoeglijk naamwoord |
unbedeutend [unbedeutender; am unbedeutendsten] Adjektiv | beuzelachtigbijvoeglijk naamwoord luizigbijvoeglijk naamwoord onbeduidendbijvoeglijk naamwoord onbetekenendbijvoeglijk naamwoord onnozelbijvoeglijk naamwoord |
andeuten [deutete an; hat angedeutet] Verb | |
bedeuten [bedeutete; hat bedeutet] Verb | |
gleichbedeutend Adjektiv | identiekbijvoeglijk naamwoord |