Tysk-Holländsk ordbok »

befehl betyder på holländska

TyskaHolländska
der Befehl [des Befehl(e)s; die Befehle] Substantiv

bevelm

bevelschriftm

commandom

gebiedendewijsm

gebodm

imperatiefm

orderm

sommatiem

verordeningm

befehlen Verb

aanvoerenv

bevelenv

commanderenv

gelastenv

hetbevelvoerenv

sommerenv

verordenenv

voorschrijvenv

befehligen [befehligte; hat befehligt] Phrase

aanvoerenwerkwoord

bevelenwerkwoord

commanderenwerkwoord

hetbevelvoerenwerkwoord

die Befehlsform [der Befehlsform; die Befehlsformen] Substantiv

gebiedendewijssubstantief

imperatiefsubstantief

der Befehlshaber [des Befehlshabers; die Befehlshaber] Substantiv

aanvoerder [aanvoerders]m

baasm

chefm

commandantm

gebiederm

befehlshaberisch Adjektiv

gewendtebevelenbijvoeglijk naamwoord

Verhaltungsbefehl

aanwijzing

consigneo

instructiev