auto betyder på holländska

Tyska	Holländska
das Auto [des Autos; die Autos] Substantiv	autoo wageno
der Autobus [des Autobusses; die Autobusse] Substantiv	autobusm busm
der Autodidakt [des Autodidakten; die Autodidakten] Substantiv	autodidactm
das Autograph [des Autographs; die Autographe\|Autographen] Substantiv	handschriftm
Autographie	kunstomhandschriftentereproduceren
der Autokrat [des Autokraten; die Autokraten] Substantiv	alleenheerserm autocraatm
die Autokratie [der Autokratie; die Autokratien] Substantiv	alleenheerschappijsubstantief autocratiesubstantief
der Automat [des Automaten; die Automaten] Substantiv	automaatm
die Autonomie [der Autonomie; die Autonomien] Substantiv	autonomiesubstantief zelfbestuursubstantief
der Autor [des Autors; die Autoren] Substantiv	auteurm bedenkerm schepperm schrijverm
die Autorität [der Autorität; die Autoritäten] Substantiv	autoriteitsubstantief gezagsubstantief
das Lastauto [des Lastautos; die Lastautos] Substantiv	trucko vrachtautoo vrachtwageno
Leihauto	huurautom
das Mietauto [des Mietautos; die Mietautos] Substantiv	huurautoo
der Zigarettenautomat [des Zigarettenautomaten; die Zigarettenautomaten] Substantiv	sigarettenautomaatm

Sökhistorik