Tysk-Holländsk ordbok »

anspruch betyder på holländska

TyskaHolländska
der Anspruch [des Anspruches/Anspruchs; die Ansprüche] Substantiv

aanspraakm

claimm

pretentiem

Anspruch machen auf

aanspraakmakenop

claimenwerkwoord

anspruchslos [anspruchsloser; am anspruchslosesten] Adjektiv

bescheidenbijvoeglijk naamwoord

discreetbijvoeglijk naamwoord

ingetogenbijvoeglijk naamwoord

teruggetrokkenbijvoeglijk naamwoord

zedigbijvoeglijk naamwoord

anspruchsvoll [anspruchsvoller; am anspruchsvollsten] Adjektiv

aanmatigendbijvoeglijk naamwoord

arrogantbijvoeglijk naamwoord

onbescheidenbijvoeglijk naamwoord

veeleisendbijvoeglijk naamwoord

verwaandbijvoeglijk naamwoord

beanspruchen [beanspruchte; hat beansprucht] Verb

aanspraakmakenopv

claimenv

in Anspruch nehmen

bekledenwerkwoord

beslaanwerkwoord

bezettenwerkwoord

bezighoudenwerkwoord

inbeslagnemen