voll znamená v Holandčina
| Nemčina | Holandčina |
|---|---|
| anspruchsvoll [anspruchsvoller; am anspruchsvollsten] Adjektiv | aanmatigendbijvoeglijk naamwoord arrogantbijvoeglijk naamwoord onbescheidenbijvoeglijk naamwoord veeleisendbijvoeglijk naamwoord verwaandbijvoeglijk naamwoord |
| geschmackvoll [geschmackvoller; am geschmackvollsten] Adjektiv | bevalligbijvoeglijk naamwoord elegantbijvoeglijk naamwoord netbijvoeglijk naamwoord piekfijnbijvoeglijk naamwoord zwierigbijvoeglijk naamwoord |
| respektvoll [respektvoller; am respektvollsten] Adjektiv | eerbiedigbijvoeglijk naamwoord |
| unvollkommen [unvollkommener; am unvollkommensten] Adjektiv | gebrekkigbijvoeglijk naamwoord imperfectbijvoeglijk naamwoord onvolkomenbijvoeglijk naamwoord |
| wertvoll [wertvoller; am wertvollsten] Adjektiv | waardbijvoeglijk naamwoord waardevolbijvoeglijk naamwoord |
| bevollmächtigen [bevollmächtigte; hat bevollmächtigt] Verb | |
| einsichtsvoll | intelligentbijvoeglijk naamwoord snuggerbijvoeglijk naamwoord |
| geheimnissvoll | geheimzinnigbijvoeglijk naamwoord mysterieusbijvoeglijk naamwoord raadselachtigbijvoeglijk naamwoord |
| lebensvoll | levendigbijvoeglijk naamwoord |
| lichtvoll | helderbijvoeglijk naamwoord |
| talentvoll Adjektiv | inaanlegbijvoeglijk naamwoord |
| verhängnisvoll Adjektiv | fataalbijvoeglijk naamwoord funestbijvoeglijk naamwoord noodlottigbijvoeglijk naamwoord |
| vervollkommnen [vervollkommnete; hat vervollkommnet] Verb | |
| vervollständigen [vervollständigte; hat vervollständigt] Verb |
