sorge znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
die Sorge [der Sorge; die Sorgen] Substantiv	bekommernissubstantief kommersubstantief zorgsubstantief zorgvuldigheidsubstantief
Sorge tragen	bezorgdzijn zichbekommeren zorgdragen zorgen
sorgen [sorgte; hat gesorgt] (für jn/etw +AKK) Verb	bezorgdzijnv zichbekommerenv zorgdragenv zorgenv
besorgen [besorgte; hat besorgt] (Akkusativ) Verb	uitreikenv verschaffenv verstrekkenv
Geschäftsbesorger	agentm dealerm vertegenwoordigerm
versorgen [versorgte; hat versorgt] Verb	behartigenv bevoorradenv provianderenv spekkenv stijvenv verzorgenv voorzienvanv
die Vorsorge [der Vorsorge; —] Substantiv	bedachtzaamheidsubstantief vooruitziendebliksubstantief voorzorgsubstantief

História vyhľadávania