Nemčina-Holandčina slovník »

machen znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
machen [machte; hat/ist gemacht] Verb

aanmakenv

bedrijvenv

doenv

latenv

latendoenv

makenv

uitbrengenv

uitrichtenv

uitvoerenv

Anspruch machen auf

aanspraakmakenop

claimenwerkwoord

aufmachen [machte auf; hat aufgemacht] Verb

opendoenv

openenv

openmakenv

bestürzt machen

onthutsenwerkwoord

ontstellenwerkwoord

ontzettenwerkwoord

verbijsteren

verbluffenwerkwoord

den Hof machen Verb

hethofmaken

scharrelenwerkwoord

vrijen

ein Modell machen

modellerenwerkwoord

Eindruck machen

indrukmakenop

Eindruck machen auf

imponerenwerkwoord

indrukmakenop

einmachen [machte ein; hat eingemacht] Verb

inleggenv

inmakenv

konfijtenv

Fortschritt machen

opschietenwerkwoord

veldwinnen

vlotten

vooruitgaanwerkwoord

vorderenwerkwoord

frei machen

afhelpenwerkwoord

bevrijden

loslatenwerkwoord

verlossenwerkwoord

vrijlaten

vrijmaken

12