Nemčina-Holandčina slovník »

gin znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
der Gin [des Gins; die Gins] Substantiv

jeneverm

klarem

angehen [ging an; hat/ist angegangen jemanden um etwas] Verb

aangaanv

betreffenv

geldenv

rakenv

gehen [ging; ist gegangen] Verb

gaanv

lopenv

marcherenv

tippelenv

vanstapellopenv

verlopenv

zichbegevenv

abgehen [ging ab; ist abgegangen] Verb

trasserenv

trekkenv

aufgehen [ging auf; ist aufgegangen] Verb

opengaanv

openvallenv

opgaanv

opkomenv

opstaanv

rijzenv

stijgenv

verrijzenv

wassenv

ausgehen [ging aus; ist ausgegangen] (von + Dativ) Phrase

uitgaanwerkwoord

uitkomenwerkwoord

uitlopenwerkwoord

uitstappenwerkwoord

uitstijgenwerkwoord

uittredenwerkwoord

auseinandergehen [ging auseinander; ist auseinandergegangen] Verb

divergerenwerkwoord

scheidenwerkwoord

uiteengaanwerkwoord

uiteenlopenwerkwoord

vaneengaanwerkwoord

zichverspreidenwerkwoord

durchgehen [ging durch; ist durchgegangen] Verb

afleggenv

aflopenv

doorgaanv

gaandoorv

12