Nemčina-Holandčina slovník »
gar znamená v Holandčina
| Nemčina | Holandčina |
|---|---|
| gar [garer; am garsten] Adjektiv | finaalbijvoeglijk naamwoord geheelbijvoeglijk naamwoord heelbijvoeglijk naamwoord helemaalbijvoeglijk naamwoord totaalbijvoeglijk naamwoord volkomenbijvoeglijk naamwoord volledigbijvoeglijk naamwoord zelfsbijvoeglijk naamwoord |
| gar nicht | geenszinsbijwoord |
| gar nichts | nikswerkwoord |
| die Garage [der Garage; die Garagen] Substantiv | garagesubstantief stallingsubstantief zijspoorsubstantief |
| die Garantie [der Garantie; die Garantien] Substantiv | garantiesubstantief waarborgsubstantief waarborgingsubstantief |
| die Garbe [der Garbe; die Garben] Substantiv | bundelsubstantief garfsubstantief schoofsubstantief |
| Gardasee | |
| die Garde [der Garde; die Garden] Substantiv | gardesubstantief lijfwachtsubstantief wachtsubstantief |
| Gardenia | |
| die Garderobe [der Garderobe; die Garderoben] Substantiv | garderobesubstantief kledingsubstantief kleedkamersubstantief klerensubstantief plunjesubstantief vestiairesubstantief |
| die Gardine [der Gardine; die Gardinen] Substantiv | doeksubstantief gordijnsubstantief overgordijnsubstantief schermsubstantief voorhangsubstantief |
