bar znamená v Holandčina
| Nemčina | Holandčina |
|---|---|
| unfehlbar [unfehlbarer; am unfehlbarsten] Adjektiv | onfeilbaarbijvoeglijk naamwoord persebijvoeglijk naamwoord striktbijvoeglijk naamwoord volstrektbijvoeglijk naamwoord vooralbijvoeglijk naamwoord zekerbijvoeglijk naamwoord |
| unmittelbar [unmittelbarer; am unmittelbarsten] Adjektiv | directbijvoeglijk naamwoord livebijvoeglijk naamwoord rechtbijvoeglijk naamwoord rechtstreeksbijvoeglijk naamwoord |
| wunderbar [wunderbarer; am wunderbarsten] Adjektiv | beeldschoonbijvoeglijk naamwoord bewonderenswaardigbijvoeglijk naamwoord kostelijkbijvoeglijk naamwoord magnifiekbijvoeglijk naamwoord prachtigbijvoeglijk naamwoord verwonderendbijvoeglijk naamwoord wonderbaarbijvoeglijk naamwoord wonderbaarlijkbijvoeglijk naamwoord wonderlijkbijvoeglijk naamwoord |
| der Ameisenbär [des Ameisenbären; die Ameisenbären] Substantiv | miereneter [miereneters]m |
| ausführbar Adjektiv | doenlijkbijvoeglijk naamwoord haalbaarbijvoeglijk naamwoord uitvoerbaarbijvoeglijk naamwoord |
| der Backenbart [des Backenbart(e)s; die Backenbärte] Substantiv | |
| bemerkbar Adjektiv | bemerkbaarbijvoeglijk naamwoord merkbaarbijvoeglijk naamwoord zichtbaarbijvoeglijk naamwoord zienlijkbijvoeglijk naamwoord |
| benachbart Adjektiv | aangrenzendbijvoeglijk naamwoord aanliggendbijvoeglijk naamwoord naburigbijvoeglijk naamwoord |
| der Blaubart [des Blaubart(e)s; die Blaubärte] Substantiv | |
| bombardieren [bombardierte; hat bombardiert] Verb | |
| die Brauchbarkeit [der Brauchbarkeit; —] Substantiv | bruikbaarheidsubstantief geschiktheidsubstantief |
| der Eisbär [des Eisbären; die Eisbären] Substantiv | |
| entzündbar Adjektiv | heethoofdigbijvoeglijk naamwoord lichtontvlambaarbijvoeglijk naamwoord |
