Nederlands-Duits woordenboek »

wan betekenis in Duits

NederlandsDuits
wanneer

wofern

wannen werkwoord

fächeln [fächelte; hat gefächelt]Verb

wannen v

ventilieren [ventilierte; hat ventiliert]Verb

wedeln [wedelte; hat gewedelt]Verb

want

denn

weil

want substantief

die Muffe [der Muffe; die Muffen]Substantiv

want interrogative word

dainterrogative word

want o

das Takelwerk [des Takelwerkes|Takelwerks; —]Substantiv

aandewandelzijn werkwoord

promenieren [promenierte; ist promeniert]Verb

spazieren [spazierte; ist spaziert]Verb

aanverwant bijvoeglijk naamwoord

anverwandtAdjektiv

verwandt [verwandter; am verwandtesten]Adjektiv

argwanend bijvoeglijk naamwoord

argwöhnisch [argwöhnischer; am argwöhnischsten]Adjektiv

bewandelen v

folgen [folgte; hat/ist gefolgt] (auf+AKK)Verb

bloedverwant m

der VerwandterSubstantiv

bloedverwanten substantief

die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv

Botswana o

das Botswana [Botswana(s); —] (internationale Schreibung für Botsuana) (Staat in Afrika)Substantiv

doenwankelen

wankend machen

doenwankelen v

bewegen [bewegte; hat bewegt]Verb

dwang m

der Zwang [des Zwangs, des Zwanges; die Zwänge]Substantiv

ingewand substantief

das Eingeweide [des Eingeweides; die Eingeweide]Substantiv

ingewanden substantief

das Eingeweide [des Eingeweides; die Eingeweide]Substantiv

ingewanden o

das Gedärm [des Gedärms, des Gedärmes; die Gedärme]Substantiv

kwant o

das Aas [des Aases; die Aase/Äser]Substantiv

trawant m

der Trabant [des Trabanten, des Trabant, des Trabants; die Trabanten, die Trabants]Substantiv

verwant bijvoeglijk naamwoord

anverwandtAdjektiv

verwandt [verwandter; am verwandtesten]Adjektiv

verwant m

der VerwandterSubstantiv

verwanten substantief

die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv

verwantschap substantief

die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv

zielsverwant bijvoeglijk naamwoord

sympathisch [sympathischer; am sympathischsten]Adjektiv

zinverwant bijvoeglijk naamwoord

synonymPhrase

zwanger

trächtig

zwanger bijvoeglijk naamwoord

schwangerAdjektiv

12

Zoek geschiedenis