Nederlands-Duits woordenboek »

span betekenis in Duits

NederlandsDuits
samenspannen werkwoord

sich verschwören

samenspanning substantief

die Verschwörung [der Verschwörung; die Verschwörungen]Substantiv

samenspanning o

das Komplott [des Komplotts, des Komplottes; die Komplotte]Substantiv

uitspannen werkwoord

ausspannen [spannte aus; hat ausgespannt]Verb

uitspansel o

das Firmament [des Firmaments, des Firmamentes; —]Substantiv

vierspan substantief

die Quadriga [der Quadriga; die Quadrigen]Substantiv

voorspannen v

anspannen [spannte an; hat angespannt]Verb

spannen [spannte; hat gespannt]Verb

vorspannen [spannte vor; hat vorgespannt]Verb

weerspannig bijvoeglijk naamwoord

abtrünnigAdjektiv

widerspenstig [widerspenstiger; am widerspenstigsten]Adjektiv

12