Nederlands-Duits woordenboek »

onverschillig betekenis in Duits

NederlandsDuits
onverschillig bijvoeglijk naamwoord

gleichgültig [gleichgültiger; am gleichgültigsten]Adjektiv

indifferent [indifferenter; am indifferentesten]Adjektiv

doffeonverschilligheid substantief

die Lethargie [der Lethargie; —]Substantiv

die Schlafsucht [der Schlafsucht; —]Substantiv