Nederlands-Duits woordenboek »

doenlijk betekenis in Duits

NederlandsDuits
doenlijk bijvoeglijk naamwoord

ausführbarAdjektiv

doenlijk bijvoeglijk naamwoord
veraltend

tunlich [tunlicher; am tunlichsten]Adjektiv

aandoenlijk bijvoeglijk naamwoord

bewegt [bewegter; am bewegtesten]Adjektiv

gerührtAdjektiv