ön betekenis in Nederlands
| Hongaars | Nederlands |
|---|---|
| önrendelkezés főnév | zelfbestuur◼◼◻o |
| önsajnálat főnév | zelfmedelijden◼◼◼o zelfbeklag◼◼◻o |
| önsanyargatás főnév | ascetisme◼◼◼o |
| önsegély főnév | zelfhulp◼◼◼v |
| önsegélyezés főnév | zelfhulp◼◼◼v |
| önsegítés főnév | zelfhulp◼◼◼v |
| önt ige | gieten◼◼◼werkwoord water geven◼◼◻ schenken◼◼◻werkwoord uitgieten◼◼◻werkwoord uitstorten◼◼◻werkwoord overgieten◼◻◻werkwoord lozen◼◻◻werkwoord drenken◼◻◻werkwoord besprenkelen◼◻◻werkwoord besproeien◼◻◻werkwoord uitschenken◼◻◻werkwoord begietenwerkwoord bevloeienwerkwoord sproeienwerkwoord |
| öntelt melléknév | arrogant◼◼◼bijvoeglijk naamwoord zelfingenomen◼◼◻bijvoeglijk naamwoord zelfgenoegzaam◼◼◻bijvoeglijk naamwoord aanmatigend◼◼◻bijvoeglijk naamwoord overmoedig◼◻◻bijvoeglijk naamwoord hautain◼◻◻bijvoeglijk naamwoord makkelijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord trotsbijvoeglijk naamwoord |
| önteltség főnév | arrogantie◼◼◼v ijdelheid◼◼◻v aanmatiging◼◼◻v hoogmoed◼◼◻m |
| öntudat főnév | bewustzijn◼◼◼o zelfbewustzijn◼◼◼o |
| öntudatlan melléknév | onbewust◼◼◼bijvoeglijk naamwoord bewusteloos◼◼◼bijvoeglijk naamwoord |
| öntvény főnév | casting◼◼◼v |
