Holländsk-Tysk ordbok »

vlieg betyder på tyska

HolländskaTyska
vlieg substantief

die Fliege [der Fliege; die Fliegen]Substantiv

vliegen werkwoord

huschen [huschte; ist gehuscht]Verb

vliegen v

fliegen [flog; hat/ist geflogen]Verb

vliegenier m

der Luftschiffer [des Luftschiffers; die Luftschiffer]Substantiv

vlieger m

der Drache [des Drachen; die Drachen]Substantiv

vliegmachine substantief

die FlugmaschineSubstantiv

vliegmachine o

das Flugzeug [des Flugzeug(e)s; die Flugzeuge]Substantiv

vliegmachine v

Äroplan

vliegtocht substantief

der Flug [des Flugs, des Fluges; die Flüge]Substantiv

vliegtuig substantief

die FlugmaschineSubstantiv

vliegtuig o

Äroplan

vliegtuig [vliegtuigen] o

das Flugzeug [des Flugzeug(e)s; die Flugzeuge]Substantiv

vliegtuigschroef substantief

die Schneckenlinie [der Schneckenlinie; die Schneckenlinien]Substantiv

die Schraube [der Schraube; die Schrauben]Substantiv

vliegwezen substantief

die Aviatik [der Aviatik; —]Substantiv

aasvlieg substantief

die Aasfliege [der Aasfliege; die Aasfliegen]Substantiv

bevlieging substantief

die Kaprize [der Kaprize; die Kaprizen]Substantiv

die Laune [der Laune; die Launen]Substantiv

bevlieging m

der Eigensinn [des Eigensinns; —]Substantiv

opvliegend bijvoeglijk naamwoord

cholerisch [cholerischer; am cholerischsten]Adjektiv

Spaansevlieg

Kantharide

spanische Fliege

strontvlieg substantief

die Aasfliege [der Aasfliege; die Aasfliegen]Substantiv

uitvliegen werkwoord

fortfliegen [flog fort; ist fortgeflogen]Verb

uitvliegen v

abfliegen [flog ab; ist abgeflogen]Verb

vervliegen werkwoord

fortfliegen [flog fort; ist fortgeflogen]Verb

verdunsten [verdunstete; hat/ist verdunstet]Verb

vervliegen v

abfliegen [flog ab; ist abgeflogen]Verb

wegvliegen werkwoord

fortfliegen [flog fort; ist fortgeflogen]Verb

wegvliegen v

abfliegen [flog ab; ist abgeflogen]Verb