Holländska | Tyska |
---|---|
betrekking substantief | die Anstellung [der Anstellung; die Anstellungen]Substantiv die Beziehung [der Beziehung; die Beziehungen]Substantiv die Hinsicht [der Hinsicht; die Hinsichten]Substantiv die Verbindung [der Verbindung; die Verbindungen]Substantiv |
betrekking m | das Amt [des Amtes/Amts; die Ämter]Substantiv der Dienst [des Diensts, des Dienstes; die Dienste]Substantiv der Posten [des Postens; die Posten]Substantiv der Zusammenhang [des Zusammenhanges, des Zusammenhangs; die Zusammenhänge]Substantiv |
betrekking o | das Verhältnis [des Verhältnisses; die Verhältnisse]Substantiv |
eenwederzijdsebetrekkinghebbend bijvoeglijk naamwoord | korrelativAdjektiv |
familiebetrekking substantief | die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv |
inbetrekkingstaande bijvoeglijk naamwoord | bezüglichAdjektiv |
metbetrekkingtot | |
metbetrekkingtot bijvoeglijk naamwoord | bezüglichAdjektiv |