Holandčina-Nemčina slovník »

zijn znamená v Nemčina

HolandčinaNemčina
azijnaaltje

Aaltierchen

azijnzuurzout o

das Acetat [des Acetats; die Acetate]Substantiv

bangzijnvoor

sich ängsten

sich ängstigen

bangzijnvoor werkwoord

befürchten [befürchtete; hat befürchtet]Verb

fürchten [fürchtete; hat gefürchtet]Verb

zagen [zagte; hat gezagt]Verb

bekendzijnmet werkwoord

kennen [kannte; hat gekannt]Verb

bewustzijn o

das BewußtseinSubstantiv

bezigzijn werkwoord

agieren [agierte; hat agiert]Verb

bezigzijn v

handeln [handelte; hat gehandelt]Verb

verfahren [verfuhr; ist verfahren]Verb

vorgehen [ging vor; ist vorgegangen]Verb

wirken [wirkte; hat gewirkt]Verb

bezorgdzijn

Sorge tragen

bezorgdzijn v

sorgen [sorgte; hat gesorgt] (für jn/etw +AKK)Verb

blijzijn

sich freuen

blijzijn v

frohlocken [frohlockte; hat frohlockt]Verb

blijzijnom

sich freuen an

booszijn werkwoord

grollen [grollte; hat gegrollt]Verb

zürnen [zürnte; hat gezürnt]Verb

booszijnop werkwoord

grollen [grollte; hat gegrollt]Verb

zürnen [zürnte; hat gezürnt]Verb

congruentzijn werkwoord

kongruieren [kongruierte; hat kongruiert]Verb

dezijne

das seine

der seine

die seine

dichtbijzijnd bijvoeglijk naamwoord

angrenzendAdjektiv

anstoßendAdjektiv

dolzijnop werkwoord

mögen [mochte; hat gemocht]Verb

gekzijnop werkwoord

mögen [mochte; hat gemocht]Verb

geldigzijn v

gelten [galt; hat gegolten für +AKK]Verb

gelegenzijn v

liegen [lag; hat gelegen] (an + D)Verb

gelijkzijnaan v

entsprechen [entsprach; hat entsprochen]Verb

geschiktzijn bijvoeglijk naamwoord

taugen [taugte; hat getaugt]Adjektiv

gesteldzijn

sich befinden

gevestigdzijn werkwoord

hausen [hauste; hat gehaust]Phrase

gevestigdzijn v

wohnen [wohnte; hat gewohnt]Verb

gewendzijn

sich gewöhnen

gewoonzijn

sich gewöhnen

123