Holandčina-Nemčina slovník »

waar znamená v Nemčina

HolandčinaNemčina
waaruit interrogative word

worausinterrogative word

waarvan bijwoord

wovon

waarvan interrogative word

worausinterrogative word

waarvandaan bijwoord

woher

waarvoor bijwoord

weshalb

weswegen

wofür

wovor

wozu

aalwaardig bijvoeglijk naamwoord

einfach [einfacher; am einfachsten]Adjektiv

einfältig [einfältiger; am einfältigsten]Adjektiv

unüberlegtAdjektiv

aanbevelenswaard bijvoeglijk naamwoord

empfehlungswert

aanbevelenswaardig bijvoeglijk naamwoord

empfehlungswert

aanbiddenswaardig bijvoeglijk naamwoord

anbetenswert

achtenswaardig bijvoeglijk naamwoord

achtbar [achtbarer; am achtbarsten]Adjektiv

achterwaarts bijwoord

zurückAdverb

begerenswaardig bijvoeglijk naamwoord

erwünscht [erwünschter; am erwünschtesten]Adjektiv

beklagenswaardig bijvoeglijk naamwoord

arm [ärmer; am ärmsten]Adjektiv

erbärmlich [erbärmlicher; am erbärmlichsten]Adjektiv

betreurenswaardig bijvoeglijk naamwoord

bedauerlich [bedauerlicher; am bedauerlichsten]Adjektiv

bedauernswert [bedauernswerter; am bedauernswertesten]Adjektiv

bewaarder m

der Gardist [des Gardisten; die Gardisten]Substantiv

bewaarplaats substantief

die Gewahrsam [der Gewahrsams|Gewahrsams; die Gewahrsame]Substantiv

bewonderenswaardig bijvoeglijk naamwoord

bewundernswert [bewundernswerter; am bewundernswertesten]Adjektiv

wunderbar [wunderbarer; am wunderbarsten]Adjektiv

bezwaar substantief

die Einrede [der Einrede; die Einreden]Substantiv

die Einwendung [der Einwendung; die Einwendungen]Substantiv

die Gegenrede [der Gegenrede; die Gegenreden]Substantiv

die Schwierigkeit [der Schwierigkeit; die Schwierigkeiten]Substantiv

bezwaar m

der Einspruch [des Einspruches/Einspruchs; die Einsprüche]Substantiv

der Einwand [des Einwand(e)s; die Einwände]Substantiv

der Einwurf [des Einwurfes, des Einwurfs; die Einwürfe]Substantiv

bezwaar o

das Hindernis [des Hindernisses; die Hindernisse]Substantiv

eerbiedwaardig bijvoeglijk naamwoord

ehrbar [ehrbarer; am ehrbarsten]Adjektiv

ehrenhaft [ehrenhafter; am ehrenhaftesten]Adjektiv

eerwaarde substantief

die Eminenz [der Eminenz; die Eminenzen]Substantiv

die Erlaucht [der Erlaucht; die Erlauchten]Substantiv

die Exzellenz [der Exzellenz; die Exzellenzen]Substantiv

die Hoheit [der Hoheit; die Hoheiten]Substantiv

2345

História vyhľadávania