Holandčina-Nemčina slovník »

ander znamená v Nemčina

HolandčinaNemčina
ander

sonst

ander pronoun

andererPronomen

andersPronomen

anderdaagsekoorts o

das Wechselfieber [des Wechselfiebers; —]Substantiv

anderhalf telwoord

anderthalbZahlwort

anders

sonst

anders pronoun

andersPronomen

anders bijwoord

andernfallsAdverb

anderzijds voegwoord

anderseitsKonjunktion

aandeanderekant voegwoord

anderseitsKonjunktion

aanderechterkant

rechts

aanderechterzijde

rechts

aanderolzijn

ausschweifend leben

liederlich leben

banderol substantief

die Banderole [der Banderole; die Banderolen]Substantiv

banderol m

der Papierstreifen [des Papierstreifens; die Papierstreifen]Substantiv

der Streifen [des Streifens; die Streifen]Substantiv

Brabander m

der BrabanterSubstantiv

brander m

der Brenner [des Brenners; die Brenner, —]Substantiv

branderig bijvoeglijk naamwoord

brenzelig

branderij substantief

die Brennerei [der Brennerei; —]Substantiv

buitenlander m

der Ausländer [des Ausländers; die Ausländer]Substantiv

commanderen werkwoord

befehligen [befehligte; hat befehligt]Phrase

commanderen v

befehlenVerb

gebieten [gebot; hat geboten]Verb

kommandieren [kommandierte; hat kommandiert]Verb

eenofander

ein gewisser

einiger

einiges

irgend einer

irgendwelch

irgendwer

jemand

eenofander pronoun

irgendeinPronomen

eenofander bijvoeglijk naamwoord

einerAdjektiv

einigeAdjektiv

eenofander telwoord

einZahlwort

eenofandere

ein gewisser

einiger

einiges

12