Engels-Nederlands woordenboek »

url betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
URL (Uniform Resource Locator)
noun

URLsubstantief
{m}

burlap (strong cloth)
noun
[UK: ˈbɜː.læp]
[US: ˈbɝː.ˌlæp]

jutesubstantief
{n}

burly [burlier, burliest] (well-built)
adjective
[UK: ˈbɜː.li]
[US: ˈbɝː.li]

forsgebouwdbijvoeglijk naamwoord

gespierdbijvoeglijk naamwoord

churlish (of or pertaining to a serf)
adjective
[UK: ˈtʃɜː.lɪʃ]
[US: ˈtʃɝː.ˌlɪʃ]

slaafsbijvoeglijk naamwoord

churlish (rude or surly)
adjective
[UK: ˈtʃɜː.lɪʃ]
[US: ˈtʃɝː.ˌlɪʃ]

grofbijvoeglijk naamwoord

onvriendelijkbijvoeglijk naamwoord

churlish (stingy or grudging)
adjective
[UK: ˈtʃɜː.lɪʃ]
[US: ˈtʃɝː.ˌlɪʃ]

grommendbijvoeglijk naamwoord

weerbarstigbijvoeglijk naamwoord

colourless (having no colour)
adjective
[UK: ˈkʌ.lə.ləs]
[US: ˈkʌ.lə.ləs]

kleurloosbijvoeglijk naamwoord

curl [curls] (lock of curling hair)
noun
[UK: kɜːl]
[US: ˈkɝːl]

krulsubstantief
{m} {f}

loksubstantief
{m} {f}

curl [curls] (mathematics: vector operator)
noun
[UK: kɜːl]
[US: ˈkɝːl]

rotatiesubstantief

curlew [curlews] (migratory wading bird)
noun
[UK: ˈkɜː.ljuː]
[US: ˈkɝː.ljuː]

wulpsubstantief

curlew sandpiper (Calidris ferruginea)
noun

krombekstrandlopersubstantief
{m}

curly [curlier, curliest] (having curls)
adjective
[UK: ˈkɜː.li]
[US: ˈkɝː.li]

krullerigbijvoeglijk naamwoord

krulligbijvoeglijk naamwoord

curling (winter sport where players aim and slide stones down a sheet of ice)
noun
[UK: ˈkɜːl.ɪŋ]
[US: ˈkɝːl.ɪŋ]

curlingsubstantief
{n}

curling iron [curling irons] (a heated cylindrical device for curling the hair)
noun
[UK: ˈkɜːl.ɪŋ ˈaɪən]
[US: ˈkɝːl.ɪŋ ˈaɪərn]

krultangsubstantief
{f}

curly (a person or animal with curly hair)
noun
[UK: ˈkɜː.li]
[US: ˈkɝː.li]

krullenbolsubstantief
{m} {f}

curly bracket (either of the two characters: "{" and "}")
noun
[UK: ˈkɜː.li ˈbrækɪt]
[US: ˈkɝː.li ˈbrækɪt]

accoladesubstantief

curly fries (deep fried strips of potato)
noun

krulfrietensubstantief
{Pl}

curly kale noun
[UK: ˈkɜː.li keɪl]
[US: ˈkɝː.li ˈkeɪl]

boerenkoolsubstantief
{f}

eyelash curler (tool)
noun

wimperkrullersubstantief
{m}

furl [furled, furling, furls] (to lower, roll up and secure something)
verb
[UK: fɜːl]
[US: fɝːl]

gekruldwerkwoord

furlough [furloughs] (leave of absence)
noun
[UK: ˈfɜː.ləʊ]
[US: ˈfɝːlo.ʊ]

verlofsubstantief
{n}

furlough [furloughs] (period of unpaid time off used by an employer to reduce costs)
noun
[UK: ˈfɜː.ləʊ]
[US: ˈfɝːlo.ʊ]

onbetaald verlofsubstantief
{n}

hurl [hurled, hurling, hurls] (throw with force)
verb
[UK: hɜːl]
[US: ˈhɝːl]

smijtenwerkwoord

hurl [hurled, hurling, hurls] (vomit)
verb
[UK: hɜːl]
[US: ˈhɝːl]

brakenwerkwoord

kotsenwerkwoord

overgevenwerkwoord

purl [purls] (a particular stitch in knitting)
noun
[UK: pɜːl]
[US: pɝːl]

averechtsubstantief

purloin [purloined, purloining, purloins] (to commit theft; to thieve)
verb
[UK: pɜːˈlɔɪn]
[US: pər.ˌlɔɪn]

stelenwerkwoord

purloin [purloined, purloining, purloins] (to take the property of another)
verb
[UK: pɜːˈlɔɪn]
[US: pər.ˌlɔɪn]

ontvreemdenwerkwoord

ontwendenwerkwoord

stone curlew (species of large terrestrial birds)
noun
[UK: stəʊn ˈkɜː.ljuː]
[US: ˈstoʊn ˈkɝː.ljuː]

grielsubstantief
{m}

surly ((obsolete) lordly, arrogant, supercilious)
adjective
[UK: ˈsɜː.li]
[US: ˈsɝː.li]

arrogantbijvoeglijk naamwoord

bazigbijvoeglijk naamwoord

surly (irritated, bad-tempered, unfriendly)
adjective
[UK: ˈsɜː.li]
[US: ˈsɝː.li]

barsbijvoeglijk naamwoord

knorrigbijvoeglijk naamwoord

12

Zoek geschiedenis