Engels | Nederlands |
---|---|
stolen (that has been stolen) adjective [UK: ˈstəʊ.lən] [US: ˈstoʊ.lən] | gestolenbijvoeglijk naamwoord |
steal [stole, stolen, stealing, steals] (to illegally take possession of) verb [UK: stiːl] [US: ˈstiːl] | gappenwerkwoord jattenwerkwoord ontvreemdenwerkwoord stelenwerkwoord |