Engels-Nederlands woordenboek »

shipping betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
shipping (transportation of goods)
noun
[UK: ˈʃɪp.ɪŋ]
[US: ˈʃɪp.ɪŋ]

verzendingsubstantief

ship [shipped, shipping, ships] (to pass from one person to another)
verb
[UK: ʃɪp]
[US: ˈʃɪp]

doorgevenwerkwoord

ship [shipped, shipping, ships] (to send a parcel or container)
verb
[UK: ʃɪp]
[US: ˈʃɪp]

opsturenwerkwoord

uitleverenwerkwoord

verschepenwerkwoord

verzendenwerkwoord

shipping company (company)
noun
[UK: ˈʃɪp.ɪŋ ˈkʌm.pə.ni]
[US: ˈʃɪp.ɪŋ ˈkʌm.pə.ni]

rederijsubstantief
{f}

worship [worshipped, worshipping, worships] (to honor and adore, especially as a deity)
verb
[UK: ˈwɜː.ʃɪp]
[US: ˈwɝː.ʃəp]

aanbiddenwerkwoord

vererenwerkwoord

Zoek geschiedenis