Engels-Nederlands woordenboek »

qua betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
quay [quays] (structure for loading and unloading vessels)
noun
[UK: kiː]
[US: ˈkiː]

kadesubstantief
{f}

absquatulate (to leave quickly or in a hurry; to take oneself off; to decamp; to depart)
verb
[UK: əbskwˈɒtʃʊlˌeɪt]
[US: əbskwˈɑːtʃʊlˌeɪt]

'm smerenwerkwoord

er vanonder muizenwerkwoord

er vanonder trekkenwerkwoord

wegwezenwerkwoord

zijn biezen pakkenwerkwoord

acquaintance [acquaintances] (person)
noun
[UK: ə.ˈkweɪn.təns]
[US: ə.ˈkweɪn.təns]

bekendesubstantief
{m}

kennissubstantief
{m}

acquaintance [acquaintances] (state of being acquainted, acquaintanceship)
noun
[UK: ə.ˈkweɪn.təns]
[US: ə.ˈkweɪn.təns]

bekendheidsubstantief
{f}

acquainted (familiar)
adjective
[UK: ə.ˈkweɪn.tɪd]
[US: ə.ˈkweɪn.təd]

bekendbijvoeglijk naamwoord

adequacy [adequacies] (sufficiency)
noun
[UK: ˈæ.dɪ.kwə.si]
[US: ˈæ.də.kwə.si]

deugdelijkheidsubstantief

adequate (equal to some requirement)
adjective
[UK: ˈæ.dɪ.kwət]
[US: ˈæ.də.kwət]

adequaatbijvoeglijk naamwoord

deugdelijkbijvoeglijk naamwoord

voldoendebijvoeglijk naamwoord

aqua regia (mixture of acids)
noun
[UK: ˈæ.kwə.ˈriːdʒ.jə]
[US: ˈæ.kwə.ˈriːdʒ.jə]

koningswatersubstantief
{n}

aquamarine [aquamarines] (aquamarine colour)
noun
[UK: ˌæ.kwə.mə.ˈriːn]
[US: ˌɑː.kwə.mə.ˈriːn]

aquamarijnsubstantief
{n}

aquamarine (Of a bluish-green color)
adjective
[UK: ˌæ.kwə.mə.ˈriːn]
[US: ˌɑː.kwə.mə.ˈriːn]

aquamarijnbijvoeglijk naamwoord

aquapark (an amusement park with waterplay areas)
noun

waterparksubstantief
{n}

aquaponics (system that combines aquaculture with hydroponics)
noun

aquaponicssubstantief

aquarium [aquaria] (tank for keeping fish)
noun
[UK: ə.ˈkweə.riəm]
[US: ə.ˈkwe.riəm]

aquariumsubstantief
{n}

aquarist [aquarists] (a person who maintains an aquarium)
noun
[UK: ə.ˈkwe.rəst]
[US: ə.ˈkwe.rəst]

aquaristsubstantief
{m}

aquariumhoudersubstantief
{m}

aquariumhoudstersubstantief
{f}

Aquarius (constellation)
proper noun
[UK: ə.ˈkweə.riəs]
[US: ə.ˈkwe.riəs]

Watermaneigennam
{m}

aquatic (relating to water; living in or near water, taking place in water)
adjective
[UK: ə.ˈkwæ.tɪk]
[US: ə.ˈkwɑː.tɪk]

aquatischbijvoeglijk naamwoord

aquatischebijvoeglijk naamwoord

buttonquail (bird of the genus Turnix)
noun

vechtkwartelsubstantief
{m}

California quail (quail)
noun

californische kuifkwartelsubstantief

carpenter's square (tool used to measure out right angles)
noun
[UK: ˈkɑː.pən.tərz skweə(r)]
[US: ˈkɑːr.pən.tərz ˈskwer]

winkelhaaksubstantief
{m}

death squad (armed group)
noun

doodseskadersubstantief
{n}

differential equation (equation involving the derivatives of a function)
noun
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃl̩ ɪ.ˈkweɪʒ.n̩]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.tʃl̩ ɪ.ˈkweɪʒ.n̩]

differentiaalvergelijkingsubstantief

disqualification [disqualifications] (act of disqualifying)
noun
[UK: dɪs.ˌkwɒ.lɪ.fɪˈk.eɪʃ.n̩]
[US: ˌdɪ.ˌskwɑː.lə.fəˈk.eɪʃ.n̩]

diskwalificatiesubstantief
{f}

disqualify [disqualified, disqualifying, disqualifies] (make ineligible)
verb
[UK: dɪs.ˈkwɒ.lɪ.faɪ]
[US: ˌdɪ.ˈskwɑː.lə.ˌfaɪ]

diskwalificerenwerkwoord

draw and quarter (то execute a person)
verb

vierendelenwerkwoord

earthquake [earthquakes] (shaking of the surface of a planet)
noun
[UK: ˈɜːθ.kweɪk]
[US: ˈɝːθ.ˌkwek]

aardbevingsubstantief
{f}

aardschoksubstantief
{m}

equability (condition of being equable)
noun
[UK: ˌe.kwə.ˈbɪ.lɪ.tɪ]
[US: ˌe.kwə.ˈbɪ.lɪ.tɪ]

gelijkmatigheidsubstantief

uniformiteitsubstantief

equable (calm and steady)
adjective
[UK: ˈe.kwəb.l̩]
[US: ˈe.kwəb.l̩]

gelijkmatigbijvoeglijk naamwoord

equal [equalled, equalling, equals] (be equal to)
verb
[UK: ˈiː.kwəl]
[US: ˈiː.kwəl]

gelijk zijn aanwerkwoord

3456

Zoek geschiedenis