Engels-Nederlands woordenboek »

indian betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Indian [Indians] (a person from India)
noun
[UK: ˈɪn.dɪən]
[US: ˈɪn.diən]

Indiasesubstantief
{f}

Indiërsubstantief
{m}

Indian [Indians] (individual of, or related to, the aboriginal people of the Americas)
noun
[UK: ˈɪn.dɪən]
[US: ˈɪn.diən]

indiaansubstantief

Indiaansubstantief
{m}

Indiaansesubstantief
{f}

indiaansesubstantief
{f}

inheemse [inheemsen]substantief
{m} {f}

Indian (of, or related to, the aboriginal people of the Americas)
adjective
[UK: ˈɪn.dɪən]
[US: ˈɪn.diən]

Indiaansbijvoeglijk naamwoord

inheemsbijvoeglijk naamwoord

Indian (of or pertaining to India)
adjective
[UK: ˈɪn.dɪən]
[US: ˈɪn.diən]

Indiaasbijvoeglijk naamwoord

Indischbijvoeglijk naamwoord

Indian cobra (cobra species)
noun

brilslangsubstantief
{f}

Indian coral tree (Erythrina variegata)
noun

Indische koraalboomsubstantief
{m}

Indian mulberry (Morinda citrifolia)
noun

Indische moerbeisubstantief
{m} {f}

Indian myna noun

treurmainasubstantief

Indian Ocean (the ocean separating Africa, southern Asia, Australia and Antarctica)
proper noun
[UK: ˈɪn.dɪən ˈəʊʃ.n̩]
[US: ˈɪn.diən ˈoʊʃ.n̩]

Indische Oceaaneigennam
{m}

Indian summer (stretch of warm days in autumn)
noun
[UK: ˈɪn.djən.ˈsʌ.mə]
[US: ˈɪn.djən.ˈsʌ.mə]

nazomersubstantief
{m}

Indian sunburn (prank)
noun

prikkeldraadsubstantief
{m}

Indianapolis (capital of the State of Indiana, USA)
proper noun
[UK: ˌɪn.diːə.ˈnæ.pə.lɪs]
[US: ˌɪn.diə.ˈnæ.pə.ˌlɪs]

Indianapoliseigennam

West Indian (of or from the West Indies)
noun
[UK: west ˈɪn.dɪən]
[US: ˈwest ˈɪn.diən]

Antilliaansubstantief
{m}

West-Indiërsubstantief
{m}

West Indian (of or from the West Indies)
adjective
[UK: west ˈɪn.dɪən]
[US: ˈwest ˈɪn.diən]

Antilliaansbijvoeglijk naamwoord

West-Indischbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis