Engels-Nederlands woordenboek »

flash betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
flash [flashes] (burst of light)
noun
[UK: flæʃ]
[US: ˈflæʃ]

flitssubstantief
{f}

flash-bang (a type of grenade)
noun

aanvalshandgranaatsubstantief

flitsgranaatsubstantief

flash flood (sudden flood)
noun

stortvloedsubstantief
{m}

flash memory (rewritable memory)
noun

flashgeheugensubstantief
{n}

flash mob (group converging and dispersing quickly)
noun

flashmobsubstantief
{m} {f}

flashcard (memorization aide)
noun

steekkaartsubstantief
{f}

flashcard (solid-state digital memory)
noun

flitskaartsubstantief
{f}

flasher [flashers] (a person who exposes their genitals indecently)
noun
[UK: ˈflæ.ʃə(r)]
[US: ˈflæ.ʃər]

flashersubstantief
{m}

potloodventersubstantief
{m}

flashlight [flashlights] (battery-powered hand-held light source)
noun
[UK: ˈflæ.ʃlaɪt]
[US: ˈflæ.ˌʃlaɪt]

zaklampsubstantief
{f}

zaklantaarnsubstantief
{f}

Zoek geschiedenis