Engels-Nederlands woordenboek »

eh betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
sledgehammer [sledgehammers] (kind of hammer)
noun
[UK: ˈsledʒ.hæ.mə(r)]
[US: sˈleʤ.ˌhæ.mər]

voorhamersubstantief
{m}

somehow (in one way or another; in some way not yet known or designated)
adverb
[UK: ˈsʌm.haʊ]
[US: ˈsʌm.ˌhɑːw]

eenderhoebijwoord

op een of andere manierbijwoord

sport utility vehicle (vehicle)
noun
[UK: spɔːt juː.ˈtɪ.lɪ.ti ˈviːɪk.l̩]
[US: ˈspɔːrt juː.ˈtɪ.lə.ti ˈviː.hɪk.l̩]

SUVsubstantief
{m}

stakeholder [stakeholders] (person or organisation with a legitimate interest)
noun
[UK: ˈsteɪk.həʊl.də(r)]
[US: ˈsteɪkho.ʊl.də(r)]

belanghebbendesubstantief

Star of Bethlehem (star mentioned in the Gospel of Matthew)
proper noun
[UK: stɑː(r) əv ˈbeθ.lə.ˌhem]
[US: ˈstɑːr əv ˈbeθ.lə.ˌhem]

kerststereigennam
{m}

ster van Bethlehemeigennam
{m}

star-of-Bethlehem (plant of the genus Ornithogalum)
noun
[UK: stɑː(r) əv ˈbeθ.lə.ˌhem]
[US: ˈstɑːr əv ˈbeθ.lə.ˌhem]

vogelmelksubstantief
{f}

stay behind (to remain in a classroom or school at the end of teaching, especially to receive punishment)
verb
[UK: steɪ bɪ.ˈhaɪnd]
[US: ˈsteɪ bə.ˈhaɪnd]

nablijvenwerkwoord

stay behind (to remain where one is, whilst others leave)
verb
[UK: steɪ bɪ.ˈhaɪnd]
[US: ˈsteɪ bə.ˈhaɪnd]

achterblijvenwerkwoord

stranglehold (grip or control so strong as to stifle or cut off)
noun
[UK: ˈstræŋɡl.həʊld]
[US: ˈstræŋɡlhoʊld]

verwurgingsubstantief
{f}

Tehran (capital of Iran)
proper noun
[UK: ˌte.ˈrɑːn]
[US: ˌte.ˈrɑːn]

Teheraneigennam
{n}

telehandler (vehicle)
noun

verreikersubstantief

tempeh (food)
noun

sojakoeksubstantief
{m}

tempésubstantief
{m}

treehouse (a house within a tree)
noun

boomhutsubstantief
{c}

use a sledgehammer to crack a nut (idiom)
verb

met een kanon op een mug schietenwerkwoord

vehement (showing strong feelings; passionate; forceful or intense)
adjective
[UK: ˈviːə.mənt]
[US: ˈviːə.mənt]

felbijvoeglijk naamwoord

hartstochtelijkbijvoeglijk naamwoord

heftigbijvoeglijk naamwoord

vehicle [vehicles] (conveyance)
noun
[UK: ˈviːɪk.l̩]
[US: ˈviː.hɪk.l̩]

vervoersmiddelsubstantief
{n}

voertuigsubstantief
{n}

warehouse [warehouses] (a place for storing large amounts of products)
noun
[UK: ˈweə.haʊs]
[US: ˈwer.ˌhɑːws]

opslagplaatssubstantief
{m} {f}

pakhuissubstantief
{n}

warehouse [warehoused, warehousing, warehouses] (store)
verb
[UK: ˈweə.haʊs]
[US: ˈwer.ˌhɑːws]

opslaanwerkwoord

well-behaved (having good manners and acting properly)
adjective
[UK: ˌwel bɪ.ˈheɪvd]
[US: ˌwel bɪ.ˈheɪvd]

braafbijvoeglijk naamwoord

gemanierdbijvoeglijk naamwoord

goedgemanierdbijvoeglijk naamwoord

welgemanierdbijvoeglijk naamwoord

wet behind the ears (inexperienced, not seasoned)
adjective
[UK: wet bɪ.ˈhaɪnd ðə ɪəz]
[US: ˈwet bə.ˈhaɪnd ðə ˈɪrz]

nat achter de orenbijvoeglijk naamwoord

wholeheartedly (in a wholehearted manner; with one's whole heart; enthusiastically)
adverb
[UK: ˌhəʊl.ˈhɑː.tɪd.li]
[US: ˌhoʊl.ˈhɑː.tɪd.li]

van ganser hartebijwoord

345

Zoek geschiedenis