Engels-Nederlands woordenboek »

deci- betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
deci- (one tenth (1/10))
adjective
[UK: ˌde.si]
[US: ˌde.si]

deci-bijvoeglijk naamwoord

decibel [decibels] (a common measure of sound intensity)
noun
[UK: ˈde.sɪ.bel]
[US: ˈde.sə.ˌbel]

decibelsubstantief
{m}

decide [decided, deciding, decides] (to resolve or settle)
verb
[UK: dɪ.ˈsaɪd]
[US: də.ˈsaɪd]

beslissenwerkwoord

besluitenwerkwoord

deciduous (of or pertaining to trees which lose their leaves in winter or the dry season)
adjective
[UK: dɪ.ˈsɪ.djʊəs]
[US: də.ˈsɪ.dʒuːəs]

bladverliezendbijvoeglijk naamwoord

loofverliezendbijvoeglijk naamwoord

decigram (metric measurement)
noun
[UK: deciɡram]
[US: deciɡram]

decigramsubstantief
{n} {m}

decilitre [decilitres] (unit of volume)
noun
[UK: ˈde.sɪ.liː.tə(r)]
[US: ˈde.sɪ.liː.tər]

decilitersubstantief
{m}

decimal (concerning numbers expressed in decimal or calculations using decimal)
adjective
[UK: ˈde.sɪm.l̩]
[US: ˈde.səm.l̩]

decimaalbijvoeglijk naamwoord

decimalebijvoeglijk naamwoord

tientalligbijvoeglijk naamwoord

tientalligebijvoeglijk naamwoord

decimal (number system)
noun
[UK: ˈde.sɪm.l̩]
[US: ˈde.səm.l̩]

decimaalstelselsubstantief
{n}

tientallig talstelselsubstantief
{n}

decimal number (number expressed in the decimal system)
noun

decimaalsubstantief
{m}

decimal system (numerical system of counting in tens)
noun
[UK: ˈde.sɪm.l̩ ˈsɪ.stəm]
[US: ˈde.səm.l̩ ˈsɪ.stəm]

decimale stelselsubstantief
{n}

tientallig stelselsubstantief
{n}

decimate [decimated, decimating, decimates] (Roman history: to kill one out of ten men)
verb
[UK: ˈde.sɪ.meɪt]
[US: ˈde.sə.ˌmet]

decimerenwerkwoord

decipher [deciphered, deciphering, deciphers] (to decode or decrypt a code or cipher)
verb
[UK: dɪ.ˈsaɪ.fə(r)]
[US: də.ˈsaɪ.fər]

ontcijferenwerkwoord

decisecond (a unit of time equal to 10^−1 seconds)
noun

decisecondesubstantief
{f}

decision [decisions] (choice or judgement)
noun
[UK: dɪ.ˈsɪʒ.n̩]
[US: də.ˈsɪʒ.n̩]

beslissingsubstantief
{f}

besluitsubstantief
{n}

decision [decisions] (result arrived at by the judges)
noun
[UK: dɪ.ˈsɪʒ.n̩]
[US: də.ˈsɪʒ.n̩]

verdictsubstantief
{n}

decision making (process of reaching a decision)
noun
[UK: dɪ.ˈsɪʒ.n̩ ˈmeɪk.ɪŋ]
[US: də.ˈsɪʒ.n̩ ˈmeɪk.ɪŋ]

besluitvormingsubstantief
{f}

decisive (having the power or quality of deciding a question or controversy)
adjective
[UK: dɪ.ˈsaɪ.sɪv]
[US: də.ˈsaɪ.sɪv]

afdoendbijvoeglijk naamwoord

beslissendbijvoeglijk naamwoord

doorslaggevendbijvoeglijk naamwoord

decisive (marked by promptness and decision)
adjective
[UK: dɪ.ˈsaɪ.sɪv]
[US: də.ˈsaɪ.sɪv]

beslistbijvoeglijk naamwoord

besluitvaardigbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis