Engels-Nederlands woordenboek »

bull betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bullseye [bullseyes] (centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

roossubstantief

bullseye [bullseyes] (shot which hits the centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

voltreffersubstantief

bullshit (expression of disbelief)
interjection
[UK: ˈbʊl.ʃɪt]
[US: ˈbʊl.ˌʃɪt]

onzininterjection

bullshit (have casual conversation with no real point)
verb
[UK: ˈbʊl.ʃɪt]
[US: ˈbʊl.ˌʃɪt]

lullenwerkwoord

ouwehoerenwerkwoord

bullshit (vulgar slang for deceptive or exaggerated nonsense, see also: nonsense)
noun
[UK: ˈbʊl.ʃɪt]
[US: ˈbʊl.ˌʃɪt]

bullshitsubstantief
{m}

gelulsubstantief
{n}

kletskoeksubstantief
{m}

lariekoeksubstantief
{m}

lulkoeksubstantief
{m}

nonsenssubstantief
{f}

onzinsubstantief
{m}

smoessubstantief
{m}

zeversubstantief
{m}

American Bulldog noun
[UK: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈbʊl.dɒɡ]
[US: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈbʊl.ˌdɔːɡ]

Amerikaanse buldogsubstantief
{m}

bite the bullet (accept or endure a negative aspect of a situation in order to proceed.)
verb

bijtenwerkwoord

door de zure appelwerkwoord

brazen bull (ancient torture device consisting of a hollow brass bull where victims were imprisoned and burned to death)
noun

messingen stiersubstantief
{m}

cock-and-bull story (far-fetched and fanciful story or tale of highly dubious validity)
noun
[UK: ˈkɒk ənd bʊl ˈstɔː.ri]
[US: ˈkɑːk ænd ˈbʊl ˈstɔː.ri]

onzinverhaalsubstantief
{n}

ebullient (agitated)
adjective
[UK: ɪ.ˈbʌ.lɪənt]
[US: ə.ˈbʊ.ljənt]

uitbundigbijvoeglijk naamwoord

ebullient (enthusiastic)
adjective
[UK: ɪ.ˈbʌ.lɪənt]
[US: ə.ˈbʊ.ljənt]

uitgelatenbijvoeglijk naamwoord

load of bull (worthless structure or device)
noun

schijtzooisubstantief

shitzooisubstantief

mechanical bull noun

mechanische stiersubstantief
{m}

rodeostiersubstantief
{m}

pit bull terrier (breed of dog)
noun

pitbullsubstantief
{m}

pitbullterriërsubstantief
{m}

sweat bullets (sweat profusely)
verb

peentjes zwetenwerkwoord

take the bull by the horns (to deal directly with a matter; to confront a difficulty)
verb
[UK: teɪk ðə bʊl baɪ ðə hɔːnz]
[US: ˈteɪk ðə ˈbʊl baɪ ðə ˈhɔːrnz]

de koe bij de hoorns vattenwerkwoord

12

Zoek geschiedenis