Duits-Nederlands woordenboek »

wähnen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
wähnen [wähnte; hat gewähnt] Verb

begoochelenwerkwoord

dromenwerkwoord

illusieswekkenbijwerkwoord

mijmerenwerkwoord

erwähnen [erwähnte; hat erwähnt] Verb

aanhalenv

citerenv

noemenv

opgevenv

zeggenv